AMSTEL-ECHO
3
Maar ik was er nog steeds niet toe gekomen. En
nu was daar dan eindelijk de gelegenheid! In het
Olympisch Stadion zouden revanche-wedstrijden
van het Wereldkampioenschap wielrijden worden
gehouden. Kon ik me schoner gelegenheid voor
stellen om kennis met deze sport te maken? Ieder
een sprak over de komende revanche, en weldra
had ook mij de gespannen sfeer te pakken, die
aan zo'n wedstrijd voorafgaat. Ik zou er heen
gaan, hoe dan ook. Ik zou eenvoudig een kaartje
kopen. Maar toen herinnerde ik me plotseling, dat
de brouwerij mij misschien wel op de een of andere
wijze aan een plaats kon helpen, en ofschoon ik
wel weinig kans zou maken, besloot ik het er toch
op te wagen. Zo gezegd, zo gedaan. De dagen,
die vooraf gingen aan de bewuste Dinsdagavond,
deden me in een zenuwachtige tijd leven en
s nachts droomde ik er zelfs van. Ja, ik droomde
er van. Niet alleen dat ik een plaats had, nee,
erger nog. Ik reed mee! Eerst bij de amateurs,
toen bij de beroepsrenners: sprints, inhaal- en
stayerswedstrijden. En steeds was ik No. 1! Ik
werd gehuldigd, op schouders rondgedragen en
na elke winstpartij werd me door een lieftallige
jongedame, naast de bloemen in mijn armen, een
kus op de wang gedrukt! Critiek was er niet, of
het moest zijn van mijn vrouw, die 's morgens bij
het ontbijt nogal sarcastisch opmerkte, dat ze geen
oog had dichtgedaan, dank zij mijn hardnekkig
trappen, waardoor de dekens ergens in een hoek
'van het bed waren terechtgekomen en zij boven
dien nog kou had geleden ook! Ik vertelde haar
mijn droom maar niet, omdat ik niet kinderachtig
wilde schijnen.
Maar wie beschrijft mijn verwondering en blijd
schap tegelijk, toen ik de volgende morgen de
mededeling ontving, dat de brouwerij me aan een
plaats kon helpen! Een plaats van haar zelf.
Nou ja, er moest een kleinigheid voor betaald
worden, maar ik had er dan toch maar een! Een
logeplaats, loge no. 53! Het woord loge werd
een obsessie voor me. Loge. Was ik zo'n plaats
wel waardig? Had ik er wel de kleren voor?
Een logeplaats! Toen ik dan op de dag van de
wedstrijd met m'n kaart thuis kwam en deze triom
fantelijk aan mijn ega toonde, nam ze me direct
met een bewonderende blik op; een blik waaruit
achting en eerbied straalde. Haar man een loge
plaats! De buren moesten het eens weten! Maar
direct daarop kwam de domper. Het ging niet.
Nee, mijn vrouw vond, dat ik er niet op gekleed
was. Een logeplaats. Het was onmogelijk, dat ik
in de kleren, die ik bezat, er heen kon gaan. Maar
een vrouw is vindingrijk, vooral wanneer het het
aanzien van haar man betreft. En dus liet ze alles
in de steek, gedekte tafel incluis, om na een kwar
tier weer terug te komen met... de smoking van
neef Jan, die zo ongeveer hetzelfde figuur had
als ik. Na veel vijven en zessen, veel gewrik en
gepers, zat ik in het costuum en was eindelijk ge
reed om te vertrekken, hetwelk ik dan ook deed,
trots nagestaard door mijn vrouw, die zich bij
voorbaat al verheugde in het plezier, dat ik zou
hebben. Ja, zo zijn vrouwen nu eenmaal. Ik nam
de tram, omdat het bij mij vast stond, dat ik op
moest schieten, want, zo redeneerde ik: er zijn
maar weinig plaatsen beschikbaar en veel aan
vragers en dus zullen de loges wel ..hardstikke"
vol zitten. Bij aankomst aan het stadion leek het
of mijn verwachting daaromtrent bewaarheid zou
worden. Ik werd in een onmetelijke stroom van
enthousiastelingen opgenomen en meegevoerd tot
aan de ingang, waar ik dan het stadion zou be
treden. Een prachtige ingang, de mooiste van alle,
werd me gezegd en ook de ingang, waardoor onze
vorstelijke familie, bij voorkomende gevallen, naar
haar plaatsen wordt geleid. Ik werd er stil van.
I oen ik boven aan de trap was aangeland, over
zag ik plots de arena en ik werd er nóg stiller
van, ondanks het gegons van de duizenden en
nog eens duizenden stemmen, die vanuit de ce
menten kom oprezen. Ik was laat en de strijd
reeds begonnen. Een suppoost geleidde me op
kalme en waardige wijze naar mijn plaats, mij
daar mijn kaart overhandigend op een manier, die
niet kon worden misverstaan. En dus liet ik een
klein geldstuk in zijn hand achter. Maar nee. hier
moest een misverstand in het spel zijn. Zoals
gezegd, ik was laat en dus moesten volgens Bartje
alle logeplaatsen reeds bezet zijn. Op de mijne
na. En die zou ik nu gaan innemen. Ik wreef mijn
ogen uit, knipperde eens en nog eens, en kon
verder mijn ogen niet geloven. Ik had verwacht
temidden van een schare collega's te belanden en
dit keer zou ik dan óók eens een trotse en zelf
bewuste houding aannemen. Maar wat ik hier
aanschouwde overtrof zelfs mijn stoutste verwach
ting. Maar dan in negatieve zin. De loges waren
zo goed als leeg! Maar ja, dacht ik, misschien ben
ik toch nog te vroeg geweest. Enfin, in loge no. 53
streek ik neer op een klapstoel en naast een twee
tal heren, die ik niet thuis kon brengen, ofschoon
ik me verbeeld toch iedereen op de brouwerij zo'n
beetje te kennen, althans van gezicht. Toen ik zat
keek ik om me heen en zowaar, daar ontdekte ik
nog een paar bekende gezichten. Twee in totaal.
Een heer. waarvan ik meen, dat hij bij de staf
van de directie behoort en een heer, die ik meer
dere malen als baas van één onzer fabrieksafdelin-
gen heb horen aanduiden. En ik dan. ik, die zat
in een loge van de brouwerij, naast een paar
heren, die me totaal onbekend waren. Enfin, ik
zat en ik keek. Keek naar de in duizelingwekkende
vaart rondtollende fietsathleten. Ik werd er door
gefascineerd. Had de sfeer mij alleen zo te pak
ken? Voorzichtig keek ik naar mijn twee buren.
Gespannen gezichten met fel op en neer gaande
kaken. Natuurlijk, ik was de enige niet, straks zal
ik ook van spanning op mijn kiezen gaan zitten
knarsen. En ik keek en ik keek. Maar plots werd