Ylederlandóe folklore
I
1
h
el
AMSTEL-ECHO
5
bloem. De Mei- en Pinksterviering gaat gepaard
met het planten van Meibomen en Meikransen.
Voor het oprichten van de Meiboom wordt een
daartoe geschikt exemplaar uit het bos gehaald,
waarbij wij er de aandacht op vestigen, dat nooit
vrouwen en meisjes mee het bos introkken. Het
zelfde kan men constateren bij het halen van an
dere Nederlandse Meibomen, o.a. bij de St. Bri-
gidaboom te Noorbeek, die de tweede Zaterdag
na Pasen wordt gehaald en opgericht. Eens, zo
gaat de sprake door het Noorbeekse land, hebben
de vrouwen en meisjes de boom omhangen met vele
sierselen, met geverfde eieren, vlaggen en heel de
tooi der Meiboom-attributen, terwijl de oude vrou
wen hem met brandewijn besproeid moeten heb
ben. Maar dit moet de toorn van de ingetogen St.
Brigida hebben gewekt en de naaldentop lag, de
dag na de oprichting, versplinterd aan de voet van
de stam terwijl er allerlei besmettelijke ziekten uit
braken onder het vee. Sinds dat ongeluksjaar plant
men nu een onversierde fijnsparstam vóór de kapel
en mag geen vrouw of meisje een hand uitsteken
bij het oprichten van de boom. Dit in tegenstelling
met de vrouwen bij de Wenden, die vroeger ten
Noorden van Salzwedel woonden en die op Sint
Jansavond de zgn. ,,Kronenbaum" oprichtten,
waarbij ze duchtig brandewijn dronken en ten slotte
de bont opgesierde boom met 12 kruiken bier in
zegenden.
Nemen we nu de Valkenburgse Meiboom; deze
werd feitelijk niet op rechtmatige wijze verkregen.
Dagen van te voren wordt deze, soms in het holst
van de nacht, door de Jonkheid" gekapt. In alle
stilte draagt de Jonkheid de boom, ontdaan van zijn
takken (daar slechts de groene toef aan de top
mag overblijven), naar een der vele spelonken, die
in de flanken van Cauberg of van de Dwingel
een veilige bewaarplaats bieden. In afwijking van
het daaromtrent gezegde, nemen de .Valkenburgse
mèdjes-van-doezend-weken" wel deel aan het op
richten en versieren van de Meiboom. Aan de vie
ring van het Meifeest zijn vele tradities verbonden.
Zo werd in 1923 op de Dwing,el de inwijdings
plechtigheid geopend met het blazen op de Mei-
haore, een oer-primitief instrument, dat als een
zomerse variant beschouwd kan worden van de
Twentse midwinterhoorn. De jonkheid komt dan
bij elkaar, allen zo mooi mogelijk uitgedost, ten
einde een kans te maken als Meikoningin of Mei
koning gekozen te worden.
Vanzelfsprekend zijn er uitbundige feesten en ter
gelegenheid van het afroepen van de Mei-liefste
(koningin) door de heraut" of .herold" van de
Jonkheid, giet de Kapitein van de Jonkheid het
eerste glas Meibier over de stam van de Meiboom.
Alles staat op de Meidag in het teken van de Mei
viering en zelfs het bier voor die gelegenheid en
gedurende de gehele maand gebrouwen, heet Mei
bier. Nog kunt ge hier en daar in het Limburgse
Zuiden op een oude halfershoeve het brouwhuis
vinden, waar eens in een primitief eigen bedrijfje
het Meibier werd gebrouwen, dat aan meiden en
knechten op het land een verfrissende dronk ver
schafte.
Wordt door het gebruik van dit bier en andere
dranken, de Meiviering al te uitbundig en wordt
het zedelijk gevoel in de verbondenheid der buurt-
of dorpscollectiviteit gekwetst, dan treedt eigen
gereide dorpsjustitie op in vaak zeer ontaarde af
straffingen, waarvan de onschuldigste wel zijn het
zetten of ophangen van strooien poppen en het af
dwingen van een vat bier. Onder de bevolking
leeft, en zeer zeker op Meiavond, nog iets van het
emotionele en verbeeldingrijke uit de verhalen van
Bokkenrijders en taters, van heiligen en heksen,
van de ridders en jonkvrouwen op de hoge Dwin-
gelburcht, van Gozewijn en Oda. Zo gaan op Mei
avond nog altijd vele leden van de Jonkheid er prat
op rechtstreeks af te stammen van de Bokkenrijders
van „boeten de poort De Bokkenrijders ontlenen
hun naam aan het volksgeloof, dat hen op een bok
door de lucht liet rijden, omdat deze wijdvertakte
roversbende uit het einde van de XVIIIe eeuw,
heinde en ver haar vertakkingen heeft gehad. In
Het eerste glas Meibier wordt over de stam van de
Meiboom leeggegoten.