I
jBrouwery-bedryl
fi
m
AMSTEL-ECHO
7
Accijnsopbrengst in de
te ontwaken. In de zeventiger en tachtiger jaren
zette zich deze ontwikkeling in versneld tempo
voort. Steeds meer ondernemingen van handel,
nijverheid en verkeer beginnen hun bedrijf, steeds
groter wordt de vraag naar arbeidskrachten, steeds
sneller groeien de grote steden.
De vrijhandelspolitiek der elkaar opvolgende libe
rale ministeries brengt welvaart in het land en
schept een gunstig milieu voor de verbetering van
de maatschappelijke positie der arbeidersbevolking.
De loonstandaard, die sinds lang 1.per dag had
bedragen, vertoont een langzame stijging. De fu
neste kinderarbeid wordt steeds verder beperkt, de
aanbouw van betere volkswoningen bevorderd, de
overmatige lange arbeidstijden worden gaandeweg
bekort.
Het is in deze jaren, dat de vakbeweging, symptoom
van het groeiend sociaal bewustzijn der arbeiders,
zich begint te ontwikkelen.
Zo vormde zich het afzetgebied voor de grote hoe
veelheden bier, die de nieuwe voornamelijk in
de grote steden zetelende brouwbedrijven op de
markt konden brengen.
Wanneer wij dan, tot besluit van deze beschouwing
nagaan, welke uitwerking de snelle ontwikkeling
van de brouwtechniek enerzijds, die van het afzet
gebied anderzijds op onze bedrijfstak-in-zijn-geheel
hebben gehad, dan vinden we in de eerste plaats,
dat de steeds grotere kapitalen vergende tech
nische bedrijfsuitrusting het voortbestaan van vele
kleinbedrijven bemoeilijkte en de oprichting van
nieuwe remde.
De nieuwe brouwerijen in de grote steden leverden
daartoe in staat gesteld door het groeiende
spoorweg- en stoombootnet hun kwaliteitsbieren
weldra over het gehele land en dwongen talloze
kleine plattelandsbrouwerijen tot beëindiging van
het bedrijf. Een deel daarvan werd omgezet in
agentschappen van de grootbedrijven.
Zo was vooral „De Amstel' in het Noorden des
lands zeer actief, met duidelijke gevolgen: telde
Friesland in 1858 nog tien brouwerijen, in 1885 was
er geen enkele meer over, in Groningen was hun
aantal van 23 tot 15 verminderd, in Drente van 3
tot 0 gereduceerd.
In de minder gemakkelijk bereikbare Zuidelijke
provincies nam evenwel in deze in economisch
opzicht gunstige periode het aantal kleine brouwe
rijen nog toe.
Dat aan het eind der jaren zeventig de omwenteling
in het brouwbedrijf al grote omvang had aange
nomen, blijkt uit onderstaande tabel, waarin zijn
vermeld de opbrengsten van de bieraccijns in de
voornaamste bier-producerende plaatsen in het jaar
1878:
Duidelijk is het groeiend overwicht der grotestads-
brouwerijen al te zien.
Bizonder interessant zijn de volgende cijfers, even
als de vorige door Dr. G. Z. Jol in zijn proefschrift
vermeld, waaruit men zich een beeld kan vormen
van de groei van enkele Amsterdamse bedrijven
in deze jaren.
Opvallend is het achterblijven van de Koninklijke,
in 1864 zo veelbelovend begonnen.
De gezamenlijke jaarafzet der Nederlandse brou
werijen nam geleidelijk toe:
bedroeg deze in de periode 1874—'80 per jaar
gemiddeld
in het binnenland 1.280.000 h.l.
in het buitenland 17.000 h.l.,
in de periode 1881'90 waren deze hoeveelheden
resp. 1.470.000 h.l. en 45.000 h.l.
door
MIEDEMA
PLAATSEN
bovengistende
brouwerijen
ondergistende
brouwerijen
Amsterdam
25.882
126.532
Maastricht
15.710
54.778
Rotterdam
1.848
67.988
Wijchen (Gld.)
64.168
's Hertogenbosch
16.123
t
Haarlem
12.619
Breda
4.736
7.036
Utrecht
6.236
3.968
Dordrecht
1.035
8.900
Arnhem
9.000
Brouwerij
Aantal
arbeiders
Vermogen der
stoomwerktuigen
1878
1899
1878
1899
Amstel
Heineken
Vollenhoven
Koninklijke
37
40
148
50
170
105
157
64
34 pk.
16 pk.
20 pk.
20 pk.
450 pk.
300 pk.
280 pk.
30 pk.
Nog in 1912 ijsde de „Koninklijke" in de Amstel
ft