1 opkomót van ket grote <tBrc 6 AMSTEL-ECHO III DE ZEVENTIGER EN TACHTIGER JAREN Zagen wij in het eerste deel van dit overzicht, dat al in 1860 in Arnhem een ondergistende brouwerij in bedrijf kwam, in het tweede deel bleek, dat, hoewel in 1864 in, Amsterdam de „Koninklijke" als „modern Grootbedrijf" tot stand kwam, eerst om streeks 1870 duidelijk werd, dat er een ruime afzet mogelijkheid in ons land zou zijn voor het Beier se bier. Men krijgt de indruk, dat de befaamde Internatio nale Tentoonstelling van 1869, waar de Beierse bieren zo'n succes hadden, eigenlijk de stoot tot overgang op de ondergistingsmethode heeft ge geven: op 17 Mei 1867 begint de Fa. Heineken de bouw van haar brouwerij te Amsterdam, die nog geheel als houengistingsbedrijf wordt ingericht, op 11 Juni 1870 wordt de eerste steen gelegd voor het ondergistingsbedrijf van de Fa. De Pesters, Kooy en Co! Wel gaat dan 1873 Heineken definitief op de nieuwe brouwwijze over, maar de meeste moderne brouwerijen komen eerst in de jaren tachtig tot stand. In de eerste plaats is dat een gevolg van technische omstandigheden. Bij de Beierse methode speelt de gisting, vooral ook door de lange duur van het gistproces, een veel groter rol dan bij de oude brouwmethode. Maar omstreeks 1870 was het inzicht in het wezen van het brouwproces nog zeer beperkt; eerst door het werk van Pasteur, die in 1876 zijn studies op dit terrein publiceerde, werd de kennis van het brou wen een eind vooruit gebracht. Pasteur wees op het bijzonder belang van het gebruik van zuivere gist. Het duurde echter tot 1883, eer de Deense Brouwer Hansen slaagde in het kweken van volstrekt zuivere gist „in Reincultuur Eerst daardoor kreeg men het gistingsproces in de hand; werd het toeval uit geschakeld Maar er kwam in deze jaren nog een tweede tech nische verbetering tot stand, die voor het brouwen volgens de Beierse methode van enorme betekenis is geweest. Het ondergistingsproces moet zich afspelen bij een temperatuur beneden 10°C„ d.w.z. dat in ons klimaat gedurende een groot deel van het jaar omvangrijke bedrijfsruimten (Gist- en legerkelders) kunstmatig moeten worden gekoeld. Toen in de 60-er en 70-er jaren de eerste Neder landse ondergistingsbrouwerijen werden opge richt, was men voor het koelen der bedrijfsruimten aangewezen op natuurijs. Zodra het maar even begon te winteren, begonnen de brouwerijen te „ijzen". Pramen vol ijs werden uit grachten en vaarten gezaagd of gekapt en opgeslagen in ijs kelders en -pakhuizen, die een noodzakelijk deel vormden van de brouwerijen. (Zij. die goed thuis zijn in de oudste gedeelten van ons bedrijf, weten hier en daar nog wel aan te wijzen, waar de ijs- ruimten in onze legkelders hebben gezeten.) Viel de winter zacht uit, dan kwam men niet zo goed koop aan ijs, want dan moest dit uit de Scandina vische landen worden aangevoerd. Zo vermeldt de Amsterdamse Kamer van Koophandel en Fabrieken in haar jaarverslag over 1872; „Het gemis van ijs over 1872 heeft de directie der Kon. Ned. Beyersch- Bierbrouwerij genoodzaakt een aanzienlijke hoe veelheid ijs uit het Noorden te ontbieden. Zij ontving daarvan 6 scheeps- en 3 stoomboot ladingen. tezamen 4.010 tonnen, waarmede zij on geveer de helft van haar ijskelders kon voorzien. Deze buitengewone uitgaaf heeft noodzakelijk zeer ongunstig gewerkt op den finantieëlen uitslag dezer brouwerij." De nieuw opgerichte ondergistingsbedrijven waren dus genoodzaakt, uitgestrekte kelders te bouwen, die zowel door de bodemgesteldheid als door de grondschaarste uitermate kostbaar waren. Het was de koelinstallatie, door Von Linde uitge vonden, die het mogelijk maakte, grote ruimten op constante lage temperatuur te houden (en die bovendien als nevenproduct nog kunstijs leverde). Deze machine maakte het brouwbedrijf onafhan kelijk van het natuurijs, verminderde het infectie gevaar en maakte de rationele, continue bierpro ductie mogelijk. Omstreeks 1881 werden de v. Linde-koelmachines door Amstel en Heineken in gebruik genomen. De technische voorwaarden voor het ontstaan van brouwerij-grootbedrijven in de moderne betekenis van het woord waren nu aanwezig: niet alleen be schikte men over doelmatige krachtwerktuigen, maar door de betrouwbare koelinstallaties had men het in de macht, bier te produceren en te bewaren in de hoeveelheden, die voor doelmatige bedrijfs voering noodzakelijk waren, terwijl het groeiend inzicht in de chemie van het brouwen niet alleen het handhaven van een constante kwaliteit van het pro duct mogelijk maakte, doch mede leidde tot een vollediger benutting der grondstoffen. In het begin der tachtiger jaren was men dus tech nisch klaar voor het moderne grootbedrijf, dat zich niet alleen kenmerkt door de mogelijkheid van doorlopende massaproductie, maar dat het continu- gebruik van de omvangrijke bedrijfsinstallaties als bestaansvoorwaarde heeft, teneinde de hoge vaste kosten per hectoliter-product zo gering mogelijk te doen zijn. Na de productiezijde van het bedrijf, zij het wel zeer in het kort, te hebben bekeken, keren wij dan terug naar de afzetzijde. Reeds eerder zagen wij, dat in de zestiger jaren het Nederlandse bedrijfsleven uit de slaap begon door A. MIEDEM

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Amstel - Echo | 1949 | | pagina 6