AMSTEL-ECHO
3
STAD EN LAND ROND DE
MARTINITOREN
Hoe Groningen aanhaar
naam komt weet niemand met
zekerheid te zeggen. Vroeger
meende men dat het dorp door
een bepaald persoon gesticht
was en men schreef daarom de
stichting toe aan een zekere
Gruno. Men spreekt nog dik
wijls van Gruno's Veste. An
deren beweerden dat Gronin
gen Groene Ingen (yveiden)
betekende en dus genoemd zou
zijn naam de omliggende wei
den.
Omstreeks het jaar 1040 zien
wij op de noordelijke uit
lopers van de heuvelrug, de Hondsrug genaamd,
reeds het zeer gunstig gelegen dorp Groningen,
dat door de Duitse Keizer Hendrik III aan de
Bisschop van Utrecht was geschonken.
De bevolking bestond voornamelijk uit boeren,
die hun beroep uitoefenden op de in de nabijheid
gelegen essen (landerijen).
Aan de Zuidzijde van het dorp lag een belang
rijke weg, heirweg genaamd (thans Heereweg).
die vanuit het dorp naar Drente en verder naar
het Zuiden van ons land voerde.
Deze trekweg speelde een belangrijke, zij het
niet de belangrijkste rol in de opkomst van het
dorp, want ieder die van het Zuiden naar het zgn.
Hoge Noorden reisde of omgekeerd, moest over
deze weg, omdat onafzienbare en onbegaanbare
veenmoerassen zich aan weerszijden van de
Hondsrug uitstrekten.
Hierdoor kwam er verkeer door Groningen en
werd het dorp al spoedig het handelscentrum voor
het omliggende land.
De Groninger Boeren hadden een streepje voor
op de andere boeren uit Drente en het Noorden,
want zij konden, omdat Groningen op de grens
van zand en klei lag, landbouwproducten in grote
verscheidenheid op de markt brengen. Dit alles
begunstigde de ontwikkeling van het dorp. Er
was dan ook weldra werk in overvloed voor
handwerkslieden, die er verschillende beroepen
begonnen uit te oefenen.
Handelaars vestigden zich eveneens te Groningen
en zo verrees menig huis tussen de eenvoudige
boerenhoeven van die tijd.
Toen de bevolking van het inmiddels tot kleine
stad gegroeide dorp talrijker en welgestelder werd
ging men denken aan de verdediging.
Dikwijls had het stadje twist met de omliggende
landstreken en geregeld lagen er grote hoeveel
heden kostbare handelswaren binnen haar muren
opgeslagen, redenen waarom men besloot Gronin
gen tot een vesting te maken.
Een gracht werd daartoe rondom de stad gegra
ven en een stevige palissade (welke later door
een muur werd vervangen) werd gebouwd.
Om de verdediging te vergemakkelijken bouwde
men torens op de stadsmuren, o.a. de Turftoren,
waarnaar de Turftorenstraat, de plaats waar het
Filiaal der Amstel Brouwerij te Groningen is ge
vestigd, is genoemd.
Omstreeks het jaar 1200 lag Groningen reeds vrij
veilig binnen een 4 meter hoge stadsmuur. Acht
zwart poortgebouwen verleenden de toegang tot
de stad. 's Nachts en in tijden van gevaar ook
overdag, werden de bruggen opgetrokken en de
poorten gesloten, terwijl gewapende burgers de
wacht hielden (burgerwacht was plicht).
Piëst. (Wordt vervolgd).
Rectificatie: Het in het voorwoord genoemde aan
tal inwoners van de stad Groningen moet niet zijn
135.00 maar 135.000.
ALS IK 'T VOOR HET ZEGGEN HAD
Als men zijn oor zo eens in ons bedrijf te luisteren
legt, dan hoort men nogal eens opmerkingen van
mensen, die het veelal „beter" weten.
„Ze moesten dit" of „ze moesten dat" is dikwijls
schering en inslag. Of „als ik wat te vertellen had,
zou het zo niet gebeuren; ik deed het zo." Nu is
het frappante, dat diezelfde mensen, voor bepaal
de zaken, waarin zij min of meer beperkte mede
zeggingschap hebben, het niet waard vinden er
ook maar enige moeite voor te doeri. Ik denk hier
aan de Jaarvergadering van het Ondersteunings
fonds in de afgelopen maand. Het was bedroevend
hoe weinig leden van het fabriekspersoneel van
hun belangstelling blijk gaven. Het getuigt m.i.
van weinig waardering voor de Directie, die zich
toch een groot offer getroost en voor de moeite
van het bestuur om de personeelsleden in bijzon
dere nood bij te staan.
Een zelfde laksheid trof mij nog bij een andere
gelegenheid, n.l. de aangekondigde lezing over
„Hoe ik Indonesië zag", door een pas gerepa
trieerde Onderofficier. Het is beschamend, dat
deze lezing door gebrek aan belangstelling niet
door kon gaan. De gastvrijheid door de Directie
bij dergelijke gelegenheden vroeger betoond, zou
een waarborg geweest zijn, dat men ook in dit
geval zijn vrouw of meisje had kunnen meebren
gen, terwijl het onderwerp toch wel zeer actueel
is.
Onverschillig aan welke zijde men ten opzichte
van dit conflict staat, hier was een goede gelegen
heid geweest zijn inzichten te verruimen.
Ik kan dan ook niet nalaten mijn medearbeiders
ernstig op te wekken, om bij volgende gelegen
heden van wat meer belangstelling blijk te geven,
niet in de laatste plaats ook uit waardering voor
de betrokkenen, die zich daarvoor veel moeite
getroosten. Corver.