6
AMSTEL-ECHO
HERINNERINGEN
Laat thuis komende zette ik me voor het ter ruste
gaan nog even bij de haard om wat bij te komen
en ik grijp naar een nummer van de „Amstel-
EchoKomende aan het stukje „Herinneringen"
gingen ook mijn gedachten vele jaren terug en als
een film zo gingen de jaren, die ik werkzaam
mocht zijn op de Amstel Brouwerij aan mijn oog
voorbij, doch mijn gedachten vertoefden het langst
bij de vele excursies, die ik moest leiden. Wat
waren dat dikwijls heerlijke uren. Als je van je 17e
jaar af in alle takken van het brouwbedrijf werk
zaam bent geweest en men zich dus met 't brouw
bedrijf één weet, wat kan men zich dan als rond
leider uitleven. Een lust is het als allen aandachtig
luisteren naar je uiteenzettingen van het werk
waar je geheel in opgaat, terwijl dan de propa
gandist in je wakker wordt. In mijn ijver ging ik
dan wel eens te ver, zodat eens op een keer
iemand mij vroeg of ik aandelen in de zaak had!
Het begon al in de mouterij als je op weg was
naar het brouwhuis. „Tjonge, tjonge wat een
bedrijf." hoorde je dan iemand zeggen en dan
zwol mijn hart van trots en was er als de kippen
bij om te zeggen: „Mijnheer, u heeft nog maar
een honderdste gezien van alles (overdrijven is
ook een vak) en weer een ander uitte zich met de
woorden: „Ik had nooit gedacht, dat dit alles
nodig was voor mijn glaasje bier!"
Kwam je dan in het brouwhuis (van de stoffige
mouterij komende in het brouwhuis, waar alles je
tegen glimt, doet die overgang altijd opvallend
aan) hoorde je menigmaal de uitroep: „Wat een
pracht!" Dan eerst kwam het gezelschap goed on
der de indruk en al gaande naar de gist- en leger-
kelder werd die machtiger naarmate je op alles
wees. Het spreekt vanzelf, dat de aard van het
gezelschap er veel toe bijdroeg om het tot een
paar nuttige en gezellige uren te maken.
Nog zie ik het gebeuren. Het was een gezel
schap bestaande uit enkel dames. Al spoedig bleek
mij, dat alleen twee dames, waarvan waarschijn
lijk het initiatief was uitgegaan, interesse hadden
voor hetgeen ik vertelde en daardoor voelde ik de
lust om mijn best te doen, dalen tot onder nul.
Ineens riep ik: „een muis!" en nog nooit heb ik
een stel dames zo snel zien verdwijnen als toen.
Zo herinnerde ik me ook een gezelschap, waarbij
een heer was, die nogal liep op te scheppen. Hij
was in veel landen geweest en had veel brouwe
rijen gezien, maar allemaal groter dan deze. Wij
stonden in de gistkelder toen hij mij nogal min
achtend vroeg: „is dit de hele gistkelder?" „Wel
nee, mijnheer, maar ik kan U moeilijk alle kelders
laten zien, ze zijn allemaal zowat eender, maar,"
en ik wees achteloos naar een deur, „daar
achter heb je nog wel 50 van die kelders". Of hij
het voelde of niet, verder heeft hij zijn mond ge
houden. Alleen in de raadskelder moest hij nog
even zeggen, dat het hier meer op een machine
fabriek, dan op een brouwerij geleek.
Het moeilijkste was wel de rondleiding van
H.B.S .-ers, 5e klas of de hoogste klas van de
Handelsschool. Steevast kwamen er leraren mede,
die het brouwbedrijf en alles wat er aan vast zat
hadden bestudeerd en moest je oppassen alles zo
goed mogelijk en duidelijk uiteen te zetten. Meer
malen gebeurde het, dat een van de onderwijzers
zeide: „Marie of Henk, ga jij nu eens verder!" en
o wee, als hij of zij het er niet goed afbrachten.
Dan zat er wat voor ze op. Zo n rondleiding was
altijd bedoeld als aanschouwelijk onderwijs.
Was de excursie afgelopen, dan volgde er een ge
zellig samenzijn in de raadskelder, waar men on
der het genot van een glas Amstelbier en een
goede sigaar, elkander over hetgeen ze hadden
gezien levendig bezighield. Menigmaal kwamen er
dan nog verschillende vragen naar voren. d;e dan
zoveel mogelijk werden beantwoord. Mijn taak
was dus zelfs na de rondleiding niet afgelopen,
want het kwam er op aan, het gezelschap nog wat
gezellig bezig te houden. De raadskelder leent
zich daartoe uitstekend. Je wees dan op het halve
zwijn bij de ingang en vertelde dan, dat een van
de directeuren een hartstochtelijk jager is. Het
vorig jaar met verlof zijnde, had hij deze helft
geschoten. De andere helft loopt nog ergens rond,
maar aangezien hij deze ook graag wil hebben, is
hij er weer op uit om het ontbrekende deel te
bemachtigen.
Een andere keer wees je op de muurschildering
en je bracht dan de óandacht op Adam en Eva
(ook al naast de ingang) en vertelde dan, dat men
hier beslist volhield, dat het geen appel was, maar
een pittig glas Amstelbier, waar Eva Adam mee
verleidde.
Op een keer (nadat allen hup grote waardering
over het bedrijf hadden geuit) liet ik mij ontval
len: als U trek hebt in een glas bier, doet U het
best om te vragen naar Amstelbier, omdat dat te
verkiezen is boven alle andere bieren. Verschei-
denen waren dat niet met me eens en ze noemden
veel andere brouwerijen, welker bieren net zo
goed, zo niet beter waren. Ik moest dat dan maar
eens waar maken. Nu, ik heb dat waar gemaakt.
Nadat ik de lof van het Amstelbier in alle toon
aarden had bezongen, besloot ik met: en als U het
nu nog niet verkiest boven andere bieren, dan
nóg wat. Toen begon ik te vertellen over vacantie
met toeslag, premievrij pensioen enz. en maakte ze
duidelijk, dat: le. men Amstelbier moet drinken,
omdat het boven alle lof verheven is, en 2e. uit
sociaal oogpunt. Het slot was, dat ze me allemaal
gelijk gaven en dit bewezen door gezamenlijk de
lof van het Amstelbier te bezingen op de wijze
van het Limburgse Volkslied:
Amstelbier is Amstelbier,
Amstelbier is bier... enz.