cle 'bierbrouwer
AMSTEL-ECHO
5
De naam bier is niet onaardig gekozen. Immers
de Latijnse naam Cerevisia wil zeggen Cereris vis:
de kracht van Ceres, de godin der vruchten. Het
is, zo definieert hij, het sap van het „Koorn de
voornaamste wesentlykheit van 't Bier, namentlyk
Terwe, Garst of Haver", dat goed gekookt zijnde,
„meenigeen in t hoofd klimt en tegens de grondt
smyt". Aan het einde van het hoofdstuk haalt hij
de roskam voor de dag: de door vele dikwijls
begeerde en geprezen oude tijd blijkt toch niet
bepaald onverbeterlijk te zijn geweest. Lees maar
verder!
„Maar alle Brouwers, alschoonse noch sulken wit
ten Bier brouwen, hebben geen wit geweeten.
Want meenigeen maakt sulk slecht, dun en krach
teloos Bier, dat ook by regenachtig weer, de dak
druppelen die haaren marsch maar over de pan
nen neemen. veel krachtiger zyn: ook vind men
eenige soo onervaarene meesters Plompaarts, die
sulken elendigen drank maaken, dat hy meer scha-
delyk als nuttelyk is, en dikwils in 't Menschelyke
lichaam niet beter huis houdt, als een Regiment
Hussaaren op het landt, en dit komt meest daar
van daan, om datse weinig van de konst vergee-
ten hebben: of anders, 't welk weL't meeste ge
beurt, datse om de goedkoop en om de onkosten
wat te bespaaren, bedurven kooren. en beschim
melden hop in koopen".
Hebben we in de slotzin van het hoofdstuk een
verklaring te vinden van de oude Duitse brouw-
spreuk:
,,Ohn Gottes Gunst, alle Brauen umsunst"?
Ook vindt men „er somtyds sulke Goddeloze
Menschen onder, die door Duivelsche kunstjes, en
dit uit enkelde haat en nydt, te weg brengen, dat
haare medegenooten geen geluk met brouwen kon
den hebben; soodanige nu konnen hunnen Even
naasten het kooken wel verhinderen, maar indien
zy sulks niet nalaten en berouw daarover hebben,
mogense staat maaken dat hiernamaals ook het
braaden niet sal vergeten werden".
Zo n originele manier van schrijven bezigt hij ook
wanneer hij het heeft over slecht bekend staande
kuipers, bierdragers, waarden. Met fraaie woord
spelingen weet hij zijn met oordelen doorspekte
zinnen op te luisteren. Het lijkt soms of er een
schatgraver aan het werk is, telkens stuit hij op
nieuwe vondsten.
Thans volgt zijn meer zakelijk betoog:
Er zijn verschillende soorten bier. Smaak, kleur,
deugdelijkheid wisselen. Deze hoedanigheden han
gen af van de aard van het land van herkomst
en het brouwwater. Het doet er ook veel toe waar
en waaruit het gebrouwen wordt. De ene soort is
dik en helder, zoet en sterk; de andere soort is
helder en dun, bitter en slap. De fabricatie van
sommige bieren luistert dan ook zeer nauw, zó
zelfs dat in één en dezelfde stad het ene huis zeer
smakelijk, het andere huis niet zulk bier kan ma
ken. De schrijver haalt een voorbeeld aan betref-
wijzend hoe ze gerstdrank moesten bereiden. Op
IJsland moeten er putten gevonden zijn, waaruit
water kwam met een biersmaak! Schotlanders had
den een drank die bereid was uit het bloeisel
van klaveren, afkomstig van het eiland Cythnus
(in de Griekse eilandengroep Cycladen). Ge
schiedkundig worden de woorden: Zythus, Bry-
ton, Curnu, Pelosiacus enz. gevonden voor het
door Duitsers, Nederlanders en andere Noordse
volken met de naam bier bestempeld vocht.
Aan Noach, die de eerste wijnstok plantte en
andere Bijbelse personen die alleen van wijn een
roes gehad hebben, wijdt hij enkele regels en
merkt op dat de medicijnmeester Lucas nooit wijn
of sterke drank (Hebreeuws: secar; Latijn: sicer-
tam) gedronken heeft. Zo n sterke drank was ook
een soort most uit appelen en peren geperst en
werd in Opper-Oostenrijk destijds veel gedron
ken. Ze moet zo krachtig geweest zijn, dat „de
Boeren meenigmaalen, schoon 't geen hooytydt"
was, „het hooy braaf binnen" kregen.
Het Koerlandse Steenbier moet goed voor het be
strijden van nier- en blaassteen geweest zijn. Het
was zeer zacht, wit van kleur, bijna als de Nij
meegse mol. Er moet vroeger nogal eens, naar
men wilde vóór het min of meer algemeen worden
van koffie en thee als volksdrank, bij het veelvul
dig gebruik van bier, sprake geweest zijn van
steenvorming bij de mens. Kruidige bieren waren
goed voor hen, die door langdurige toevallen ge
plaagd werden.