2 AMSTEL-ECHO IETS OVER MAATSCHAPPELIJK WERK III Als ik eens met oudere maatschappelijke werksters over hun werk van een jaar of twintig geleden spreek, treft het mij altijd, welk een groot verschil in opvatting er is tussen toen en nu met betrekking tot de verhouding tussen maatschappelijke werkster en ontspanning in bedrijfsverband. Vroeger be schouwde men het vanzelfsprekend, dat de maat schappelijke werkster zitting had in de verschillende besturen van ontspanningsverenigingen en een groot deel van haar tijd besteedde aan het ontspan ningswerk. Dit hing samen met de toen geldende opvatting van de wenselijkheid, dat het bedrijf, mogelijkheden bood voor een goede besteding van de vrije tijd. Inderdaad was er toen buiten het be drijf, vooral in kleine plaatsen, waar geen grote industrieën gevestigd waren, vaak weinig gelegen heid om op prettige en goedkope wijze de vrije tijd door te brengen. De werknemers, die vaak uit andere plaatsen kwamen en geen familie of ken nissen in hun nieuwe woonplaats hadden, zochten vanzelfsprekend ook buiten hun werk eikaars gezel schap en aanvaardden graag de gastvrijheid van het bedrijf in de vorm van lokaliteiten of sportvelden. Namens het bedrijf regelde de maatschappelijke werkster veelal het ontspanningswerk; zij nam ook wel het initiatief tot oprichting van clubs of organi seerde cursussen. Langzamerhand is men echter tot de overtuiging gekomen, dat de zorg voor ontspan ning en ontwikkeling beter dóór dan vóór het per soneel kan geschieden. Van verschillende kanten is vooral de laatste tijd bezwaar gemaakt tegen een te sterke uitbouw van ontspanning en ontwikkeling van bedrijfswege. In ons aan verenigingen zo rijke land vindt men haast op ieder gebied de mogelijk heid om zich overeenkomstig eigen godsdienstige of politieke overtuiging bij anderen aan te sluiten. Het grote voordeel van een buiten het bedrijf staande vereniging is, dat men bij wisseling van werkgever niet, behalve dat men de bekende werkomgeving voor een onbekende moet verruilen, ook nog de ge zellige omgang buiten werktijd moet missen. Het wordt echter anders, als het personeel zelf een ver eniging opricht, om daar tezamen met degenen, met wie men de gehele dag werkt, een beperkt deel van de vrije tijd door te brengen, In zeer vele bedrijven heeft de practijk bewezen, dat dit ook de onderlinge verhouding bij het werk ten goede kan komen, waarbij zowel werknemer als werkgever zijn ge baat. De rol van de maatschappelijke werkster is hierbij een geheel andere geworden dan vroeger. Men zal haar wellicht eens om raad vragen of zij zal haar bemiddeling verlenen bij een verzoek aan de directie. Het eigenlijk werk, het besturen van de verenigingen in een bedrijf geschiedt door het per soneel zelf. En gezien men nu eenmaal het meeste plezier beleeft van de dingen waarvoor men zelf de verantwoordelijkheid draagt, geloof ik wel, dat deze ontwikkeling toe te juichen is. Vanzelfsprekend zal een maatschappelijk werkster grote belangstelling hebben voor de ontspanning en ontwikkeling in het bedrijf waar zij werkt, omdat zij zich, vaak méér dan een ander, realiseert van hoeveel belang een prettige besteding van de vrije tijd is voor de mo derne mens, van wie in zijn werk zoveel inspanning wordt gevergd. H.A.B Men wordt er aan herinnerd, dat Mejuffrouw Bos- ker uitsluitend voor het personeel te spreken is: elke Maandag, Woensdag en Vrijdag na 5 uur. NAJAARSLIED Ik ken geen schooner kleuren. Dan die van 't Hollandsch bosch, In bruinen najaarsdos; Ik ken geen zoeter geuren, Dan die uit droge mos, Uit geelroode eikenbladeren En varenkruid dat bloeit, Mij op het koeltje naderen. Dat met mijn lokken stoeit. Ik ken geen schooner zangen, Dan vink en lijster slaakt, Bij 't morgenlicht ontwaakt, Eer hen de strikken vangen, Door al wat zingt gewraakt; Den wildzang uit de twijgen Met vochtig rag omstrikt, Dat, als de dampen stijgen, Met perels blijft bestikt. Ik ken geen schooner luchten. Dan waar de herfst meê praalt, Als 't zonlicht nederdaalt En dorpen en gehuchten In goud en kleuren maalt. Dan rijzen blanke rotsen En donk're bergen op. Begroeid met ruige bosschen, Verguld aan rand en top. Dan spelen alle verven Dooreen met stille pracht. Tot dat ze, schoon en zacht, Versmelten en versterven. En zeggen: „Het wordt nacht! Weer is een dag vervlogen; Welhaast een jaargetij; Een jaar gaat voor Uw oogen, Gelijk een damp voorbij." Nicolaas Beets. OPROEP Actieve philatelisten gelieven contact te zoeken met de heren G. van Woudenberg, Hoofdkantoor en W. A. Smitz, schaftlokaal, beiden te Amsterdam, voor wat betreft aankoop van nieuw uitgekomen zegels en eventueel ruilen. <S>

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Amstel - Echo | 1948 | | pagina 2