10 AMSTEL-ECHO A msterdam wordt zo vaak bezongen, dat de stad Rotterdam door niet-Rotterdammers wel eens vergeten dreigt te worden. Tot eer van ons filiaal Rotterdam drukken wij daarom hieronder af een vers van de onlangs overleden dichter Jan Prins, dat indertijd in ,,De Gids is verschenen. /iatteldam Te Rotterdam ben ik geboren onder de adem van de Maas, en liep ik, met mijne eigen stilte, te midden van het straatgeraas. Van zwaarbespannen sleeperswagens ben ik er passagier geweest. Door heel de stad heb ik gezworven, maar aan de kaden toch het meest. Daar lag de stoet uit alle streken, de klipper en de keulenaar, het driemastschip, zijn tuig ten hemel, en de ertsboot, vol en breed en zwaar, de Lloyd-vloot met provincienamen, alle elf, als ik mij niet vergis, de Caland en de Lady Tyler, de Scholten, die gebleven is. Daar lagen zij, voor alle verten gereed, elk in zijn eigen pracht, t Is, of ik nog hun stem hoor loeien ten afscheid in den winternacht. Maar dit ook is, wat uit die jaren het weerzien mij te binnen brengt, dat alle geuren uit de wereld daar met elkaar waren gemengd. Naar koffie rook het bij de Draaisteeg, aan t oude Hoofd naar teer en touw, naar copra langs de Spoorweghaven, naar reuzel bij het Poortgebouw, naar huiden op den Tarwenakker en aan den Haringvliet naar kaas. Dan was de lucht van gist of olie en dan van jute weer de baas, dan waren het de specerijen uit Bombay of Batavia. Naar schapen rook het in de Boompjes, naar uien op de Spaansche ka. Aan t Nieuwe Werk geurden citroenen en bij het Entrepot tabak. Kortom, er valt geen reuk te ruiken, die aan dit havenbeeld ontbrak. Maar later, toen ik op mijn tochten in aller Heeren landen kwam, kon het mij dikwijls overvallen: hier ruikt het als in Rotterdam! En daarmee kwam dan in zijn volheid dat eene beeld mij voor den geest, waartegen zich ons leven teekent: de stad, waar men is kind geweest. Het is, of vanuit deze haven iets over heel de wereld drijft, waardoor ge, waar u t lot mag voeren, toch altijd in haar omtrek blijft. Het is, of met haar lucht en water en wind, zij ons heeft opgevoed in ruimte en vergezicht, de kusten van onze toekomst tegemoet. Vaart ge naar Sidney of naar Kaapstad, naar Kobe of naar Baltimore, vaart ge onder alle hemelsbreedten, vaart ge alle wereldzeeën door, nooit voelt ge u geheel verlaten, als hier uw mensch-zijn aanvang nam, door wat van kindsbeen af u eigen en lief was. Dat is Rotterdam. YïledüLeAe, KkanLek Wondinfectie Een werkman op de bottelarij of andere werk plaats verwondt zich bij het verplaatsen van kis ten of anderszins, aan een spijker of wat dan ook. Er ontstaat een klein wondje, b.v. aan de linker wijsvinger. Het is even pijnlijk, er komt een beetje bloed uit, maar alles is zo gering, dat hij er verder geen notitie van neemt en rustig met zijn werk doorgaat, s Avonds heeft hij wat pijn in de vin ger, het wondje is wat rood, de vinger wat ge zwollen en voelt wat stijf aan. Des nachts is hij wat rillerig, hij slaapt slecht, is telkens wakker, de pijn in de vinger neemt toe en hij voelt ook pijn onder de oksel. De volgende dag voelt hij zich Hek, heeft hoofdpijn, is dorstig. De temperatuur is opgelopen tot 39,5, pols en ademhaling zijn ver sneld en hij maakt een ernstig zieke indruk. Wat is er met hem aan de hand? Hij heeft een wondinfectie gekregen. Door het wondje is een deel van het lichaam van zijn be schuttende laag, de huid, beroofd en nu zijn hier door infectiekiemen, bacteriën, in het lichaam ge drongen. Deze kiemen vinden daar een uitste kende voedingsbodem (bloed, weefselsap. dode stukjes weefsel) en gaan zich vermenigvuldigen. Zij scheiden een giftige stof, het toxine af. die door het lichaam wordt opgenomen en waarop dit met bovengenoemde verschijnselen reageert. Deze verschijnselen dienen om de afweerkrachten van het lichaam tegen de bacteriën zo groot mo gelijk te maken. Bij deze afweer van het lichaam vervullen de witte bloedlichaampjes een grote rol. Zij worden in een groot aantal naar de infectie plaats gevoerd, treden daar door de haarvaten naar buiten in het weefsel rondom de wond en binden de strijd met de microben aan. Zij vormen een beschuttende wal rond de infectiehaard en sluiten deze af van de rest van het lichaam. In

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Amstel - Echo | 1948 | | pagina 10